Voor spoed zijn wij 24 uur per dag bereikbaar op 0488 48 29 00 | Contact

Voor spoed zijn wij 24 uur
per dag bereikbaar op
0488 48 29 00 | Contact

Rhinopneumonie

Rhinopneumonie wordt veroorzaakt door het Equine Herpesvirus (EHV) en komt wereldwijd voor. Dit virus kent veel verschillende types, waarvan EHV-1 en EHV-4 de belangrijkste zijn. Beide vormen zorgen voor luchtwegklachten, waarbij EHV-1 in een latere fase ook via de bloedbaan naar verschillende andere organen kan worden verspreid. In de baarmoeder van een drachtige merrie kan het virus zorgen voor abortus of de geboorte van een zwak of dood veulen. Dit zien we vaak in het laatste deel van de dracht, terwijl de besmetting al ruim daarvoor kan hebben plaatsgevonden. Als het virus het ruggenmerg bereikt kan het zorgen voor neurologische verschijnselen, doordat het de bloedvaten die het ruggenmerg van zuurstof voorzien aantast.

Verschijnselen

Meestal zien we dus verkoudheidsklachten, met als mogelijke verschijnselen:

  • Koorts
  • Hoesten
  • Neusuitvloeiing
  • Verminderde eetlust
  • Dikke benen

De abortus variant en de neurologische variant kunnen voorkomen in combinatie met de verkoudheids-variant, maar kunnen ook op zichzelf staand optreden. Jaarlijks zien we uitbraken in Nederland, waarbij we in stallen abortus-stormen zien of meerdere paarden met neurologische verschijnselen.

Neurologische verschijnselen:

  • Slappe staart
  • Blaasverlamming
  • Ataxie (dronkenmansgang)
  • Verlamming
  • Koorts (vaak voor de neurologische verschijnselen)

Ook kan de infectie subklinisch verlopen. Dit houdt in dat het paard wel geïnfecteerd is met het virus en mogelijk besmettingsgevaar vormt, maar zelf geen klachten heeft van de infectie

Diagnose en behandeling

De diagnose EHV kan gesteld worden door middel van een neusswab of bloedonderzoek. Een combinatie hiervan biedt de grootste kans op een juiste diagnose.

Als we bij abortus willen bepalen of dit door EHV werd veroorzaakt nemen we een swab van de vagina van een merrie en nemen van het (doodgeboren) veulen een biopt van de longen. Dit wordt dan samen naar het laboratorium gestuurd.

De behandeling van alle vormen van rhinopneumonie bestaat vooral uit het ondersteunen van het paard. Er bestaat geen geneesmiddel dat tegen het virus zelf werkt.

Voor de verkoudheidsvorm is vaak geen therapie nodig, behalve een koortsremmer. Wel moeten we bedacht zijn op longontstekingen als gevolg van de schade aan de luchtwegen. De merries met de abortus variant behoeven over het algemeen geen behandeling. De veulens redden het vaak, ondanks intensieve therapie, niet.

De behandeling van de paarden met de neurologische variant is vooral gericht op het in de benen houden van de paarden, het aanbieden van water en voedsel, en eventueel hulp bij mesten en plassen. Deze verzorging is vaak heel intensief.

Paarden die alleen verkoudheidsverschijnselen hebben, genezen over het algemeen met rust en soms ontstekingsremmers goed. De merries die lijden aan de abortusvariant zijn hier vaak zelf niet ziek van en kunnen gewoon weer drachtig worden. De veulens die levend uit deze merries geboren worden hebben een slechte overlevingskans. Voor paarden met de neurologische vorm zijn de kansen redelijk, mits zij goed verzorgd worden. Als de paarden langer dan 24 uur komen te liggen wordt de prognose erg slecht. Herstel kan soms maanden duren.

Preventie

Het virus wordt vooral uitgescheiden via vocht uit de neus en luchtwegen, en verspreidt zich door direct en indirect contact tussen paarden. Dus bijvoorbeeld door direct neuscontact, maar ook door gezamenlijk gebruik van voer- en drinkbakken, materialen en kleding. Ook kan het virus zich over korte afstanden door de lucht verspreiden. Bij abortus worden grote hoeveelheden virusdeeltjes uitgescheiden via het vruchtwater, de nageboorte en het (dode) veulen.

Bij verdenking op rhinopneumonie is isoleren van zieke dieren en het handhaven van goede hygiëne maatregelen dus essentieel.

Wanneer besmetting met rhinopneumonie op een bedrijf is vastgesteld, is het advies dit bedrijf minimaal 4 weken te sluiten voor inkomende en uitgaande paarden. Dit om te voorkomen dat het virus zich ook buiten de stal verder verspreidt. Daarbij wordt geadviseerd om ook binnen het bedrijf verschillende groepen te maken: zieke  paarden, paarden die in contact zijn geweest met zieke paarden, en gezonde paarden. Daarbij moeten de paarden dagelijks 2x getemperatuurd worden om te monitoren of de paarden klachten ontwikkelen en mogelijk naar een andere isolatie-groep moeten.

Wat in de preventie van rhinopneumonie lastig is, is dat het virus bij elk paard dat ooit geïnfecteerd is, ‘slapend’ aanwezig blijft in het lichaam (het paard is dan drager van het virus). Op momenten dat de weerstand van het paard laag is, kan het virus opeens weer de kop op steken.

Natuurlijk willen we het liefst voorkomen dat onze paarden ziek worden. Daarom is het belangrijk om het management rond het paard te optimaliseren, zodat de weerstand van het paard optimaal blijft. Ook het vermijden van (langdurige) stress is belangrijk bij het voorkomen van infectie.

Ook is er een vaccin beschikbaar dat werkt tegen zowel EHV-1 als EHV-4. Dit vaccin werkt echter op een andere manier dan bijvoorbeeld de vaccinatie tegen West-Nijl.

Het vaccin biedt het individuele paard geen bescherming tegen de ziekte. Dit betekent dat ook een gevaccineerd paard rhinopneumonie kan krijgen. Wat het vaccin wel doet is de zogenaamde ‘infectiedruk’ naar beneden brengen. Dat wil zeggen dat een gevaccineerd paard met rhinopneumonie veel minder virusdeeltjes uitscheidt dan een niet-gevaccineerd paard. Dit zorgt ervoor dat de kans op de neurologische en abortus variant aanzienlijk verminderd wordt. Ook worden paarden met de verkoudheidsvorm minder ziek.

Belangrijk is dus dat, als men kiest voor vaccinatie, de hele stal wordt gevaccineerd. Als slecht een klein deel van de paarden op een stal wordt gevaccineerd, heeft dit weinig toegevoegde waarde.

De paarden krijgen een basisvaccinatie bestaande uit twee vaccinaties met vier tot zes weken tussentijd. Ieder half jaar moet deze vaccinatie herhaald worden. Daarnaast worden drachtige merries nog gevaccineerd op vijf, zeven en negen maanden van de dracht.

Actueel

De beste zorg voor uw paard

Kwaliteit, innovatie en laagdrempeligheid. Dat is waar Lingehoeve Diergeneeskunde voor staat. We werken met een team van toegewijde dierenartsen en paraveterinairen die ieder hun eigen interessegebied hebben en op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen.

 

Doorzoek de website